-----
o kerstnacht, schooner dan de dagen!
hoe kan herodes 't licht verdragen,
dat in uw duisternisse blinkt
en wordt gevierd en aangebeden!
zijn hoogmoed luistert naar geen reden,
hoe schel die in zijne ooren klinkt.
-
hij poogt d'onnoozle te vernielen,
door 't moorden van onnoozle zielen,
en wekt een stad- en landgeschrei
in bethlehem en op den akker,
en maakt de geest van rachel wakker,
die waren gaat door beemd en wei.
-
dan naar het westen, dan naar 't oosten;
wie zal die droeve moeder troosten,
nu zij haar lieve kinders derft?
nu zij die ziet in 't bloed versmoren,
vergaan, die nauwlijks zijt geboren,
en zooveel zwaarden rood geverfd?
-
zij ziet de mellek op de tippen
van die bestorve en bleeke lippen,
gerukt noch versch van moeders borst;
zij ziet de teere traantjes hangen,
als dauw, aan druppels op de wangen,
zij ziet ze vuil, van bloed bemorst.
-
de wenkbrauw dekt nu, met zijn boogjes,
gelokene en geen lachende oogjes,
die straalden tot in 's moeders hert
als starren, die met haar gewemel
het aanschijn schiepen tot een hemel,
eer 't met een mist betrokken werd.
-
wie kan de ellende en 't jammer noemen,
en tellen zooveel jonge bloemen,
die vroeg verwelkten, eer ze nog
haar frissche bladeren ontloken
en liefelijk voor ieder roken
en 's morgens dronken 't eerste zog?
zoo velt de zicht de korenaren,
zoo schudt een bui de groene blâren,
wanneer het stormt in 't wilde woud.
wat kan de blinde staatzucht brouwen,
wanneer ze raast uit misvertrouwen!
wat luidt zo schendig dat haar rouwt!
-
bedrukte rachel! staakt dit waren:
uw kinders sterven martelaren
en eerstelingen van het zaad,
dat uit uw bloed begint te groeien
en heerlijk tot gods eer zal bloeien
en door geen tirannij vergaat.
-----
door: joost van den vondel (1587 - 1679)
rei uit het treurspel: gijsbrecht van aemstel, derde bedrijf.
-------
Geen opmerkingen:
Een reactie posten